RDA Nieuwsbrief, 21 juli 2010

Van Debat naar Dialoog

In het debat over het houden van en het omgaan met dieren wordt in Nederland veel te veel langs elkaar heen gepraat: niemand lijkt meer in staat of bereid om alle relevante feiten en argumenten eerlijk tegen elkaar af te wegen. Het is belangrijk dat Nederlanders weer weten hoe het er echt aan toe gaat in de dierhouderij. Pas dan kan een eerlijke en rationele discussie worden gevoerd, die leidt tot een duurzaam en consistent dierbeleid.

Dat adviseert de Raad voor Dieraangelegenheden (RDA) aan demissionair minister Gerda Verburg van LNV. Haar ministerie had aan de deskundigenraad gevraagd op een rijtje te zetten welke ethische kwesties op het gebied van dierenwelzijn en diergezondheid de komende jaren aangepakt zouden moeten worden door het ministerie. Achtergrond van het verzoek is dat de morele standpunten over dierhouderij en dierenwelzijn in Nederland de laatste jaren behoorlijk zijn gepolariseerd.

De RDA stelt vast dat een en dezelfde persoon heel verschillend kan denken over productie- en gezelschapsdieren. Heeft iemand een varken als hobbydier, dan heeft dit dier een geheel andere status dan zijn evenknie die in vijf maanden op een bedrijf met 3500 dieren wordt afgemest. Een muis in een hokje thuis heeft een heel andere status dan de muis als plaagdier. De Tweede Kamer keurde vorig jaar het houden van nertsen voor de bontindustrie af, maar een nerts mag wel als huisdier worden gehouden. Gezelschapsdieren worden steeds vaker vermenselijkt en krijgen de rol van gezinslid toebedeeld en daar worden ze niet noodzakelijk gelukkiger van, concludeert de Raad.

De RDA adviseert het ministerie om tot een breed afwegingsmodel te komen, waarin alle factoren die van belang zijn voor het dierbeleid, worden meegewogen. Die factoren zijn, naast dierenwelzijn en diergezondheid, onder meer volksgezondheid (denk aan Q-koorts), economie, ruimtelijke ordening (bijvoorbeeld megastallen) en milieu (mest, CO2 en methaan). Door dit Afwegingsmodel voor het Dierbeleid consequent te hanteren wordt het overheidsbeleid transparanter en consistenter.

Het ministerie zou daarnaast een (politieke) discussie moeten aanzwengelen over de vraag waarom wij het moreel aanvaardbaar achten dat de mens dieren houdt en voor welke doelstellingen wij dat aanvaardbaar achten. Daarvoor is het nodig dat men beschikt over voldoende kennis en dat men zich bewust is van en nagedacht heeft over zijn eigen principes. Om dat mogelijk te maken zouden kinderen al op de basisschool weer moeten leren over dieren, dierhouderij en dierenwelzijn.

De Raad heeft voor het ministerie een lijst gemaakt van onderwerpen waarover de maatschappelijke opvattingen sterker zijn gaan conflicteren. Deze onderwerpen zouden de komende kabinetsperiode aan de orde moeten komen. Op de lijst staan onder meer de positie van de veehouderij in Nederland, het langeafstandstransport van levende dieren en het fokken van gezelschapsdieren met welzijnsbedreigende kenmerken.

Omdat er kortgeleden publiek en politiek een heftige discussie is geweest over het bijvoeren van Koniks in de Oostvaardersplassen, staan de wilde paarden en runderen ook op de lijst. De RDA is van mening dat er een aparte zienswijze moet komen voor niet- en semigehouden dieren, met andere woorden voor de omgang met wild en met grote grazers in zogenoemde nieuwe natuurgebieden..