Uw intrinsieke waarde is de mijne niet

Weblog

In deze weblog schrijft de RDA-voorzitter regelmatig over actuele zaken op het gebied van dierenwelzijn en samenleving. Hij doet dat op persoonlijke titel en geeft niet per se de mening van de Raad.

Beeld: ©RDA

Tijdens de jaarlijkse  bijeenkomst van onze Europese zusterorganisaties, dit keer in Londen, kwam onlangs naar voren dat nogal wat landen overwegen in hun wetgeving over dieren artikelen op te nemen over de intrinsieke waarde van dieren dan wel over respect voor dieren.

Kennelijk groeit in Europa de behoefte aan een wettelijke bepaling die onze morele relatie met dieren op formule brengt en die de grondslag vormt voor het dierenwelzijnsbeleid. Over de concrete rechtsgevolgen van zo'n bepaling kan je intussen ernstig twijfelen.

Een bredere grondslag zonder rechtsgevolgen

In Nederland en Zwitserland vormt de intrinsieke waarde al de grondslag voor beleid en wetgeving. In onze Wet dieren staat dat dieren wezens met gevoel zijn en dat hun intrinsieke waarde wordt erkend (art1.3). Vergelijkbare bepalingen vinden we in de Wet op de dierproeven en de Wet natuurbescherming. In de Wet dieren wordt het begrip intrinsieke waarde enigszins uitgewerkt. Het vernieuwende van dat begrip is dat het een ruimere grondslag voor dierenbeleid biedt dan wanneer alleen lijden of ongerief van dieren het uitgangspunt zouden zijn. 

Tegenover die ruimere grondslag staat echter dat de wet weinig duidelijke gevolgen meebrengt voor ons, burgers. De overheid is alleen verplicht om bij het maken van wetten en regels de intrinsieke waarde mee te wegen naast een reeks andere factoren. Wij hoeven niets. De overheid mag dus weliswaar de intrinsieke waarde van dieren erkennen - ik hoef dat niet te doen en mocht ik het toch willen doen dan kunt u er vergif op innemen dat ik het anders zal doen dan u. Uw intrinsieke waarde en uw respect voor dieren hoeven niet de mijne te zijn. Niet naar inhoud en niet naar de wijze waarop ze worden afgewogen.

Leven en dood

Kijkt u eens naar de volgende casus en vervang daarna hond door paard, rat of kanarie. Dan opent zich voor u het mijnenveld van de morele en juridische afweging. In de wettekst vinden we geen aanwijzingen dat en hoe de intrinsieke waarde verwijst naar kwesties van ‘leven en dood’.

Nu vraagt de eigenaar van een hond aan een dierenarts om zijn jonge kerngezonde huisdier in te laten slapen omdat hij er vanaf wil. De eigenaar is oprecht en zegt dat ongeveer alles met betrekking tot het hebben en verzorgen van deze hond hem enorm is tegengevallen. Hij is er compleet klaar mee.

De dierenarts vraagt hem om een nieuwe eigenaar te zoeken. Hij wil de hond niet doden omdat daarmee geen enkel belang van de hond is gediend. Het Besluit houders van dieren, dat gebaseerd is op de Wet dieren, vereist nu eenmaal dat hij alleen een hond doodt wanneer dat ook in het belang van de hond is.

De eigenaar verweert zich door erop te wijzen dat hij niet meer voor de hond wil en kan zorgen, en dat juist dit het belang van de hond bedreigt. Hij schaadt geen enkel belang van het dier door het te laten inslapen, betoogt hij, want het dier lijdt hieronder niet en van zijn hond wordt ook niet iets afgenomen wat deze waardevol vindt. Met het zoeken van een nieuwe baas is de hond juist niet gediend, aldus de eigenaar die verder verwijst naar de professionele inslaapvaardigheden van dierenartsen: alleen een dierenarts en niemand anders mag de goede inslaapmiddelen toedienen. Er zijn wettelijke noch morele redenen  die de opvatting  van de dierenarts rechtvaardigen, volgens de baas van de hond.
De dierenarts motiveert nu zijn weigering verder door te stellen dat zijn respect voor dieren in dit geval het laten inslapen in de weg staat. Verder verwijst hij naar de Wet dieren die in art 1.3 duidelijk maakt dat dieren wezens met gevoel zijn en dat de intrinsieke waarde van dieren wordt erkend. Zijn handen zijn daarom gebonden.

Gunnen en wensen

De eigenaar is nog niet overtuigd. Ook hij heeft respect voor dieren, zegt hij en dat is de reden dat hij hier hulp vraagt. En omdat de dierenarts met zijn beroepsgenoten het monopolie heeft op het gebruik van middelen om de hond te laten inslapen, moet deze hem doorverwijzen naar een collega met een ruimere kijk op het doden van dieren. Verder merkt hij op dat de wettelijke erkenning van de intrinsieke waarde van dieren niets zegt over wat eigenaren en dierenartsen wel of niet mogen doen. De dierenarts ontkomt dus, net als de wetgever, niet aan een concrete beoordeling van de feitelijke en morele gevolgen van het doden van de hond. De hond heeft niet een zodanige voorstelling van zijn leven, vervolgt de eigenaar, dat deze inhoud en doel geeft aan zijn bestaan. Het valt dan ook niet in te zien waarop het morele recht van een dier jegens een mens om niet gedood te worden, zou moeten worden gebaseerd.

Hij snapt wel dat mensen dieren een goed leven gunnen en wensen maar hij wijst erop dat daarmee geen morele verplichting jegens hem en zijn hond tot stand komt. De dierenarts mag gunnen en wensen wat hij wil maar zijn recht om de hond te laten doden wordt daardoor niet minder.

De twee komen niet dichter bij elkaar. Tenslotte vestigt de dierenarts de aandacht van zijn cliënt op de geschiedenis: in de loop van de tijd hebben we keer op keer onze opvattingen over het gedrag en de vermogens van dieren radicaal moeten herzien. Hij drukt de eigenaar op het hart zijn hond veel serieuzer te nemen, ook als het gaat om voorstellingen en verwachtingen die dieren hebben over hun leven. Misschien is dit wel de kern van zijn respect voor dieren. Hij is heus dierenarts genoeg om dieren niet te vermenselijken, maar hij is ervan overtuigd dat dieren willen leven.

De eigenaar betwist dat laatste niet. Hij noemt de muis die door een kat wordt gevangen. Hij vindt echter dat de dierenarts in dit geval het morele punt mist. Zijn hond heeft er geen belang bij om niet door inslapen te worden gedood.

Willekeur?

En nu het paard, de rat en de kanarie. Het Besluit houders van dieren noemt hond, kat en gans maar kent geen bepaling dat doden alleen mag wanneer dat ook in het belang is van paard, rat of kanarie. Hebben dieren hier geen belang of is dat belang ondergeschikt aan andere belangen?

Ik geloof eerlijk gezegd niet dat de wetgever een helder verband legt tussen de intrinsieke waarde en het concrete belang van een dier maar wel dat het de hond, kat en gans vooralsnog meer gunt dan andere dieren. Bij uw reïncarnatie zou ik vooralsnog maar kiezen voor hond en als u van vliegen houdt, voor gans.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

  • Wet Dieren. Art. 4.2.2. Lijkt me toch dat de gezondheid van het dier behoorlijk wordt aangetast als je het gezonde dier dood maakt als dierenarts. Je handelt dan in het belang van de diereigenaar en niet van het dier. Rutgers schreef jaren (20?) geleden een mooi artikel over intrinsieke waarde van het dier. Zijn stelling was dat euthenasie niet altijd de slechste keuze was. Maar hier zijn zelfs in het voorbeeld de keuzemogelijkheden niet eens onderzocht. Onzinnige discussie door mijn inziens duidelijke wetgeving. Art. 4.2.2. Wet Dieren.

    Van: Leo van Merwijk | 31-08-2018, 12:02

  • De casus wordt nog interessanter wanneer de eigenaar een kwaliteit van leven voor de hond bepleit die vergelijkbaar is met eisen die we daaraan mutatis mutandis voor mensen stellen. In dat geval zal het lastig worden een andere eigenaar te vinden, en zou de eigenaar van de hond zich moreel superieur tonen aan de wetgever waarop de dierenarts zich beroept, want het heeft er alle schijn van dat die in de morele valkuil van het speciesisme, discriminatie op basis van diersoort, is getrapt.

    Van: Marc | 22-08-2018, 13:08

  • Mooi geschreven. Iemand zijn morele kompas wordt gevormd (...) daarmee is het zeker dat mensen verschillende meningen zullen hebben over deze onderwerpen. Pas wanneer wij dieren kunnen laten praten, zullen zij hier het laatste woord in krijgen.

    Van: Laura | 14-08-2018, 16:04

  • Helder betoog. Met voldoende inperking van factoren (oogkleppen) heeft iedereen gelijk. Helaas zijn vaak meerdere factoren in het spel. Dat maakt afwegingen lastig en kan een besluit nooit zwart/wit zijn.

    Van: Dick Groothuis | 04-08-2018, 09:44