Liggend op mijn rug, in een voormalig bakkershuisje aan de rand van het land, tuur ik naar het plafond. Het is elf uur 's avonds en ik had me voorgenomen vroeg te gaan slapen, maar ik ontkom niet aan het vaste ritueel. Ik lig met de dekens tot mijn borst, en in mijn halfopen rechterhand heb ik nog flauwtjes de steel van de vliegenmepper vast die ik die middag – eindelijk – gevonden had.
Op de lichtgroene verf van het plafond van het driehoekige dakje zijn de bloedvlekken en ledematen van de avond ervoor nog duidelijk zichtbaar. Het is maar goed dat we niet alle diersoorten als gelijke zien, anders waren niet alleen mijn slachtoffers maar ook ik flink de pineut.
Terwijl ik overdag doorgaans veel bezig ben met nadenken over hoe dierenleed verminderd kan worden en waarom dat moet, voelde het muggenmeppen die avond als een soort non-issue. Dat gevoel van vanzelfsprekendheid was verwarrend. De dag erna terugblikkend kwamen allerlei vragen over ‘dood’ en ‘(dier)rechtvaardigheid’ naar boven. Waarom vind ik het rechtvaardig om zo met muggen om te gaan? Is het wel rechtvaardig? Of is het totaal misplaatst om dat woord ‘rechtvaardig’ te gebruiken, is dat een menselijke uitvinding? En leefde ik daar niet met ‘de wet van de jungle’, en gold alleen dat ene recht, dat van de sterkste?
‘Zelfverdediging’, zo zou ik mijn handelen kunnen rechtvaardigen als we toch proberen het in de maatschappelijke manier van leven te plaatsen. Is muggen doden proportioneel omdat die jeuk echt flink vervelend is en zij toch maar een ‘lager’ bewustzijnsniveau hebben? En al zou dat niet zo zijn, hoe kijken we naar mensen die je iets aan komen doen? Dat hangt sterk af van waar je bent, natuurlijk. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is een inbreker neerschieten in een groot aantal staten geoorloofde zelfverdediging, maar in Nederland is dat niet het geval. Natuurlijk is de vergelijking mug-inbreker behoorlijk gecompliceerd.
Mensen zijn vrijwel universeel hoger geacht dan muggen en ze hebben, anders dan muggen, (meestal) familie en vrienden die om ze geven. Maar ik heb ook mensen gesproken, strenger in de veganistische leer, of, aardiger gezegd, ‘diervriendelijker’ dan ik, die van mening zijn dat dieren doden fout is, punt uit. Zij zetten overlastgevende insecten zoveel mogelijk buiten en gebruiken vooral veel klamboes en horren. Maar wat is het uiteindelijke gevolg daarvan? Niet eten is niet leven, en ik betwijfel of de verhongeringsdood zachter is dan een klap van een muggenmepper. Dit voelt weer als de Oostvaardersplassen, waar activisten wilden voorkomen dat verhongerende dieren werden neergeschoten. Niet doden maar wel laten verhongeren? Een duivels dilemma.
Laat ik afsluiten met een positieve noot over de mug. Want al heb ik een hekel aan muggen en zijn de jeuk en de paranoia soms moeilijk te verdragen, ik kan toch enige sympathie voor ze opwekken doordat ze zo’n interessante ecologische niche innemen. Ze zijn een soort Robin Hoods. Anders dan de meeste dieren jagen ze niet op de kleinere diersoorten maar juist op de grootste, de sterkste, waaronder wij mensen. Vervolgens worden zij weer gegeten door iets grotere kleinere dieren, die ook lager dan wij in de keten staan. Zo ontstaat er dus enige herverdeling – trickle down of hoe je het wil noemen – en worden wij mensen, de top-predator, toch nog een beetje uitgedaagd en kan ik mijn zorgen bij het gezoem weer een beetje relativeren via het grotere plaatje.
Beeld: © RDA
We streven ernaar om mensen aan het woord te laten met diverse ideeën en visies op de positie van het dier. Dit blog is geschreven door Jong RDA-lid Wim Smit, op persoonlijke titel. Het geeft dus niet per se de mening van de Raad weer. Smit heeft een achtergrond in psychobiologie en ethiek. Deze thema's komen bij hem samen in de dierethiek. Momenteel werkt hij als filosofiedocent bij het Sint Oelbert Gymnasium in Oosterhout.